Sheila Sitalsing in de Volkskrant van 26 januari 2018, 02:00
 
Pieter Winsemius, gepokt en gemazeld in het openbaar bestuur, legde ooit in de Volkskrant uit dat het opbloeien van de liefde tussen burger en overheid vaak, te vaak misschien, verstoord werd door wederzijdse argwaan, ruis en gedoe. Dat vond hij jammer, want ‘democratie vereist burgerbetrokkenheid. De overheid heeft legitimatie nodig. Tegenspel ook, om scherp te blijven. En de ideeën van de burger, want daar zit kennis en ervaring. Dat alles wil niet zo best, hoe druk ook veel mensen er al jaren mee zijn.’
 
De praktijk, volgens Winsemius: ‘Vraag in een zaal met honderd man: wie heeft er wel eens aan inspraak gedaan? Dan gaan zo’n vijftig, zestig handen de lucht in. Vraag je daarna: wie vond het bevredigend, dan blijven er een paar handen over. In de Bijlmer, dat was wel geestig, bleef er een hand over. Dat was de stadsdeelwethouder, die vond dat het wel goed liep.’
 
Het is niet dat we als een dolle om referenda zijn gaan jengelen
 
Het is alweer een jaar of zes geleden dat hij deze wrede woorden sprak over burgerparticipatie en stadsdeelwethouders die intens tevreden tegen hun spiegelbeeld ‘Wat zijn we het weer lekker met elkaar eens in deze burgerinspraakronde’ zeggen. En er zijn nog steeds veel mensen enorm druk mee. Er zijn burgertoppen belegd, er zijn mensen bij elkaar geloot voor G1000-bijeenkomsten, er zijn woeste voorstellen gedaan voor spreekrecht voor burgers in de raadszaal en voor pre-adviezen van inwoners voordat de gemeenteraad een besluit neemt en voor andere vormen van bestuurlijke vernieuwing. Lokale bestuurders hebben de deuren van de raadszaal opengegooid – Bert Blase, al jaren burgemeester op diverse plekken, is de onvermoeibare aanvoerder van deze beweging. Er is iets wat doe-democratie heet gekomen, of er is in elk geval heel veel over geschreven en gecongresseerd.
 
Maar wie de zestien kantjes leest waarin Kajsa Ollongren, de minister van Binnenlandse Zaken, vragen van politieke partijen over de afschaffing van het raadgevende referendum beantwoordt, weet: ze wantrouwen ons nog altijd fundamenteel. Zes jaar na de stadsdeelwethouder van Winsemius is het nog steeds niet de bedoeling dat wij, de kleine mensen, daadwerkelijk ingaan op het aanbod om mee te doen.
 
Daarom, een goed argument; ik bedien me er thuis graag van als de kindjes hinderlijke vragen stellen
 
Het is niet dat we als een dolle om referenda zijn gaan jengelen. In de drie jaar dat de wet bestaat, zijn er vaak verzoeken ingediend – over cameratoezicht, over de mediawet, over iets met Colombia en iets met Moldavië – maar het is slechts twee keer tot een referendum gekomen: twee jaar geleden over Oekraïne en binnenkort over de sleepwet. Dat er veel vragen zijn over het feit dat ‘t nu al weg moet, is dus niet zo raar.
 
De vragen over de afschaffing van het referendum komen van oppositiepartijen en het zijn vragen als: waarom heeft ‘het referendum niet gebracht wat ervan verwacht werd’ en wie heeft dat bepaald? En: waarom wordt niet een evaluatie van de referendumwet afgewacht? En: waarom is er niet geprobeerd de tekortkomingen eruit te slopen, het referendum te verbeteren? En: waarom zo haastig?
 
Nou, daarom, schrijft Ollongren. Omdat het kabinet dat vindt. Of juist niet vindt, al naar gelang de vraag.
 
Een goed argument; ik bedien me er thuis graag van als de kindjes hinderlijke vragen stellen. Een solide basis voor vertrouwen is het misschien niet, maar je kunt niet alles hebben. Verder loopt het prima, zou de stadsdeelwethouder zeggen.
 
 
 

0 reacties

Geef een antwoord

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.